Een toekomst zonder Pim Fortuyn

Schiedam, zondag 29 mei 2004. De rol van het socialisme en de Partij van de Arbeid is definitief uitgespeeld.

De nieuwe bruid van de toekomst is het liberalisme. Althans, als we de geschiedfilosoof Frank Ankersmit mogen geloven. Op zaterdag 28 februari 2004 plaatste het NRC Handelsblad een artikel van deze Groningse hoogleraar met de prikkelende titel: Het einde van de geschiedenis en de laatste socialist. Alhoewel heel wat te zeggen valt voor dit idee, gaat Ankersmit niet ver genoeg, want noch voor het socialisme, noch voor het liberalisme is in de toekomst plaats. Het wordt dan ook de hoogste tijd dat we het denken in termen van ‘links’ en ‘rechts’ achter ons laten en onze blik richten op de toekomst.

Het einde van de geschiedenis

Het einde van de geschiedenis en de laatste socialist van Frank Ankersmit kan worden gezien als een reactie op het beroemde artikel Het einde van de geschiedenis en het boek Het einde van de geschiedenis en de laatste mens van Francis Fukuyama. De centrale gedachte van deze Amerikaanse filosoof is dezelfde als die van de Duitse filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831): de dialectiek, oftewel het denken in tegenstellingen. Met de opkomst van de liberale democratie heeft de mens het eindpunt van zijn ideologische evolutie bereikt. Via de Reformatie, het Humanisme, het Absolutisme, de Verlichting, de Industriële Revolutie, de Amerikaanse Revolutie, de Nederlandse Revolutie en de Franse Revolutie heeft de westerse mens een wereld geschapen zonder tegenstellingen. Er is een open samenleving ontstaan, waarin de maatschappelijke positie van de mens niet bepaald wordt door geboorte, maar door bekwaamheid. Het liberalisme heeft ons verworvenheden gebracht die het best aansluiten op het verlangen van de mens naar vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid. De scheiding der machten en de scheiding tussen kerk en staat staan garant voor de rechtsstaat. Naast de liberale democratie zijn er geen alternatieven meer. Het systeem is vrij van interne tegenstellingen en is het enige dat niet zijn eigen ondergang voortbrengt. De enige systemen die een wezenlijke concurrentie hebben gevormd voor de liberale democratie waren het fascisme en het communisme. Deze zijn echter definitief verslagen, aldus Fukuyama. Alhoewel zowel Fukuyama als Ankersmit met grote kennis van zaken en enorme overtuigingskracht hun stellingen verdedigen, ben ik zo vrij hun opvattingen in twijfel te trekken. Er is namelijk wel degelijk een alternatief voor het liberalisme en dat is het gedachtegoed van Pim Fortuyn.

Het fascisme

Laten we eerst eens kijken naar het fascisme. Fukuyama beweert dat dit systeem geen wezenlijke concurrentie meer vormt voor het liberalisme, omdat het een tegenstelling in zich draagt. De drang om te overheersen, te discrimineren en te moorden, roept immers vanzelfsprekend verzet op. In de twintigste eeuw kwam dit verzet van de Westerse democratie en de communistische Sovjetunie. Het fascisme is wegens gebrek aan succes ten onder gegaan. Het is in 1945 vernietigend en definitief verslagen door de geallieerde legers, de militaire arm van de liberale democratie en het communistische Rusland. Maar is deze nederlaag wel zo definitief? De drang om te overheersen en het verlangen naar bevrijding, oorlogszucht en vredelievendheid, egoïsme en altruïsme, menslievendheid en wreedheid, zijn alle eigen-schappen die besloten liggen in de aard van de mens. Indien het fascisme volstrekt mensvreemd zou zijn, zou het niet kunnen bestaan. Daarom zijn vele mensen – waaronder de meeste Nederlandse politici – van mening dat het fascisme een permanente bedreiging vormt voor de universele waarden, zoals vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid, volkssoevereiniteit, enzovoort. Om te waken over deze waarden, heeft de politiek zelfs diverse verklaringen afgelegd, verdragen gesloten, wetten gefabriceerd en instellingen in het leven geroepen, die ons moeten beschermen tegen een permanente fascistische dreiging. Hierbij valt te denken aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens, de Grondwet en de tientallen anti-racistische bureaus, zoals de Rotterdamse Anti Discriminatie Actie Raad (RADAR).Voorstanders van al deze verklaringen, wetten, verdragen en instellingen roepen allen luid dat zij bestaansrecht hebben. Onlangs verklaarde Cyriel Triesscheyn, directeur van RADAR, dat de discriminatie in Nederland toeneemt, maar dat hij desondanks, blijft geloven in de multiculturele samenleving. Hij en al die anderen beschouwen het fascisme als een systeem dat geenszins tot het verleden behoort. Het is immer aanwezig. Het blijft een gevaar. Het kan altijd en overal weer de kop op opsteken. Voor degenen die dit standpunt delen, is waak-zaamheid dus geboden. Volgens hen is de stelling van Fukuyama dat ‘het fascisme definitief verslagen is’ dan ook onhoudbaar. Ik sluit mij hierbij aan.

Het communisme

Volgens Fukuyma kan het communisme evenmin fungeren als een alternatief voor de liberale democratie. Hiervoor verwijst hij naar het communisme, zoals dat heeft bestaan in de voormalige Sovjetunie en de Volksrepubliek China. Het communisme in de Sovjetunie is na 1989 ten onder gegaan, terwijl het moderne China, officieel nog communistisch, in werkelijkheid de weg van het liberalisme is ingeslagen. De laatste communistische bolwerken, Cuba en Noord-Korea, vormen nog slechts kleine enclaves in een zich liberaliserende en globaliserende wereld. Op de lange termijn zullen zij niet meer levensvatbaar blijken. Hieruit maakt Fukuyama op dat ook het communisme uiteindelijk naar de vuilnisbelten der geschiedenis verwezen kan worden. Dat mag dan wel zo zijn, maar het communisme zoals wij dat hebben gekend is natuurlijk heel wat anders dan het wetenschappelijke socialisme, zoals Karl Marx dat ooit heeft bedoeld. Waarom hij hier geen onderscheid tussen maakt, is mij een raadsel. Volgens Marx draagt het economisch liberalisme haar eigen tegenstelling – bourgeoisie versus proletariaat – met zich mee, die opgeheven zal worden door een internationale revolutie. Als moderne variant van dit socialisme, hebben we momenteel te maken met sociaal-democraten, die menen dat de tegenstelling tussen arm en rijk langs nationale, evolutionaire, parlementaire weg opgeheven kan worden. In 1894 was dat het breekpunt tussen Ferdinand Domela Nieuwenhuis en de Sociaal Democratische Bond (SDB) enerzijds en Pieter Jelle Troelstra en de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) anderzijds. Marx was er overigens van overtuigd dat, in een harmonieuze samenleving waarin iedereen vrij en gelijk zou zijn, ‘de staat’ zou afsterven..
Thans zijn er echter maar weinig liberalen of socialisten/sociaal-democraten te vinden die beweren dat overheidsingrijpen achterwege gelaten kan worden. Zowel de liberalen (niet in de laatste plaats Adam Smith, de goeroe van het economische liberalisme) als de socialisten/sociaal-democraten zijn het eens dat bemoeienis van de overheid niet (meer) valt weg te denken. Hooguit verschillen zij van mening over de mate waarin of de wijze waarop ingegrepen dient te worden. Liberalen leggen de nadruk op een overheid die de voorwaarden moet scheppen voor het goed functioneren van een vrije markteconomie, terwijl de socialisten/sociaal-democraten de overheid nodig achten als schild voor de zwakken. Liberalen huldigen de stelling dat ieder individu verantwoordelijk is voor de verwerving van zijn of haar inkomen volgens het principe ‘Wie niet werkt zal niet eten’. Voor hen is werken dan ook geen recht, maar een plicht. De socialisten/sociaal-democraten beschouwen arbeid als een instrument om participatie, emancipatie en integratie (eerst van de arbeiders, later van de vrouwen en nog later van de allochtonen) te bevorderen. Arbeid is voor hen dan ook geen plicht, maar een recht. Natuurlijk kunnen we deze definities van ‘werk als plicht’ en ‘werk als recht’ niet tot het uiterste door-voeren. Geen enkele redelijk denkend mens zal kunnen volhouden dat dit uitgangspunt altijd en overal toegepast kan en moet worden: kinderen, ouderen, gehandicapten, zieken, en zwangere vrouwen kunnen immers niet werken. Zowel de liberalen als de sociaal-democraten begrijpen dat de overheid daarom moet zorgen voor een of ander verzorgingsarrangement. Solidariteit met deze groepen blijft dus geboden. Anders gezegd: de moderne liberale democratie kan onmogelijk voortbestaan zonder een redelijke verdeling van de welvaart, omdat het anders haar eigen tegenstelling – die van arm en rijk – blijft genereren.
De globalisering van de wereldeconomie heeft deze tegenstelling echter een geheel nieuwe dimensie gegeven. Ook daar is niets nieuws mee gezegd. Reeds Lenin beschouwde het imperialisme als de ultieme vorm van het kapitalisme. Op mondiaal niveau fungeren de Westerse liberale democratieën als een ‘bourgeoisie’ wier welvaart slechts bestaat bij de gratie van de uitbuiting van het ‘proletariaat’ in de Derde Wereld. Deze uitbuiting is op de lange termijn niet vol te houden. Niet alleen omdat het onrechtvaardig is, maar ook omdat het economisch niet verantwoord is. Als het Westen niet bereid is om de Derde Wereld een plaatsje onder de zon te gunnen, komt men de welvaart hier gewoon halen. De niet aflatende stroom van economische gelukzoekers richting West-Europa is hier getuige van. In dit kader moeten wij bereid zijn onze welvaart te delen met de minder bedeelden in de wereld. Pim Fortuyn begreep dit ook heel goed toen hij zei: het geld dat wij hier overhouden dient onmiddellijk op de rekening van Ruud Lubbers te worden gestort. Internationale solidariteit is wat dat betreft actueler dan ooit. Noch het socialisme, noch de sociaal-democratie, zijn daarom definitief verslagen. Integendeel. Beide blijven onmisbare instrumenten om de toekomst vorm te geven en de liberale democratie te ‘redden’. Maar er is nog een ander gevaar dat de liberale democratie bedreigt. Naast de traditionele dialectiek draagt het systeem namelijk een tweede tegenstelling met zich mee. En die is veel, veel ernstiger van aard dan de tegenstelling ‘bourgeoisie-proletariaat’. Daarover straks meer.

Het fundamentalisme

Tenslotte wil ik nog een derde systeem aan de orde stellen die Fukuyama wel terzijde noemt, maar niet kenmerkt als een wezenlijke concurrent voor de liberale democratie. Dat is het fundamentalisme. Om misverstanden te voorkomen wil ik hier benadrukken dat ik dit systeem beschouw als een verschijnsel dat niet exclusief tot de islam behoort, maar zich ook krachtig manifesteert binnen het joodse en het christelijke geloof. Het is uiterst merkwaardig dat Fukuyama het fundamentalisme van ondergeschikte betekenis acht. Over de islam zegt hij letterlijk: deze godsdienst heeft alleen invloed op mensen in de landen die al islamitisch zijn, maar het heeft geen enkele aantrek-kingskracht op mensen buiten de eigen regio. Over het christelijk fundamentalisme en de joodse orthodoxie rept hij zelfs met geen woord! Ten aanzien van de islam ziet Fukuyama twee dingen over het hoofd. In de eerste plaats slaagt deze godsdienst er wel degelijk in haar invloed uit te breiden. De islamisering van de wereld wordt in de koran voorgeschreven. Ieder mens wordt als islamiet geboren. Sommigen verliezen het geloof en gaan behoren tot de wereld van de ongelovigen. De gelovigen hebben niet alleen de heilige plicht hun geloof te verdiepen (de grote Jihad), maar ook om de ongelovigen weer terug te brengen in de schoot van de islam (de kleine Jihad). Een goed voorbeeld is Indonesië. In deze archipel, eeuwenlang een animistische, hindoeïstische, boeddhistische eilandengroep, neemt de islam thans een dominante positie in. Sterker nog: Indonesië is het grootste islamitische land ter wereld geworden. De grootste moskee staat niet in Mekka, maar in Jakarta. Voorwaar een eclatant succes van deze godsdienst. Temeer als men bedenkt dat de legers van de profeet Mohammed en zijn politieke opvolgers nooit een voet op Indonesische bodem hebben gezet. Het is een staaltje van islamisering waar Karel de Grote nog wat van zou kunnen leren! Daarenboven slaagt de islam er ook in haar invloedssfeer in de westerse landen zelf uit te breiden. Niet door de godsdienst, maar door de mensen die het geloof met zich meedragen, te exporteren. Momenteel wonen er in Frankrijk 5 miljoen, in Duitsland 3,2 miljoen, in Engeland 1,5 miljoen en in Nederland 900.000 mensen, die zich islamiet noemen. Hiermee is overigens nog niks negatiefs gezegd over de islam zelf. Ik zou zelfs het tegendeel willen beweren. De islam blijkt een levensvatbare godsdienst, die nog altijd miljoenen mensen kan aanspreken. En dat in een wereld waarin het Vaticaan met lede ogen moet aanzien hoe Europa in rap tempo seculariseert! Het succes van de islam laat zich gemakkelijk verklaren. Deze religie heeft zich ontwikkeld tot een godsdienst van de onderdrukten. Zij verzet zich tegen de vermeende uitwassen van de westerse samenleving: neo-kolonialisme, uitbuiting, globalisering, alco-holgebruik, drugshandel, losbandigheid, consumentisme, enzovoort, enzovoort. Zou dit niet een brug kunnen slaan tussen het Westen en het Oosten? Mij dunkt een hoogst interessante hypothese. Dit laatste neemt overigens niet weg dat er ook negatieve aspecten aan deze godsdienst kleven en dat is het fundamentalisme. Hoe men hier ook over moge oordelen; de aanslagen op de Twin Towers in New York en het Pentagon in Washington hebben aangetoond dat de islam niet alleen levensvatbaar is, maar ook gewelddadige varianten kan produceren. Hetzelfde kan overigens ook gezegd worden van de fundamentalistische christenen in Amerika en de orthodoxe joden in Israël. Orthodoxe christenen in de Verenigde Staten voeren nog altijd een verbeten strijd tegen de moderniteit, terwijl de orthodoxe joden in Israël hardnekkig doorgaan met hun heilloze nederzettingenpolitiek. Ook Pim Fortuyn refereerde hieraan. Ik kom daarom tot een voorlopige conclusie: de liberale democratie heeft als systeem de ‘concurrentie’ geenszins verslagen. Het socialisme (zo men wil de sociaal-democratie), het fascisme en het fundamentalisme worden door velen nog altijd gezien als een bruikbaar alternatief. Nog scherper geformuleerd: ‘11-09’ luidde niet het einde van de geschiedenis, maar het einde van Fukuyama in. Als dit laatste juist is, dan rijst de vraag of ook in ons land de liberale democratie zich in een crisis bevindt. Mij dunkt van wel en wat dat betreft verschil ik dus van mening met Ankersmit. Om dit duidelijk te maken, zullen we nu naar de situatie in Nederland gaan kijken.

De crisis in Nederland

Toegegeven, ondanks de economische teruggang van het laatste jaar is Nederland nog altijd een zeer welvarend land. De meeste huishoudens beschikken over een auto, een kleurentelevisie, een vaatwasmachine en een computer. We gaan minstens eenmaal per jaar op vakantie, bezoeken de dokter als we ziek zijn en bellen de politie in geval van nood. Als we een te laag inkomen hebben, vragen we huursubsidie aan en als ons inkomen helemaal wegvalt, melden we ons bij de sociale dienst voor een uitkering. Maar het kan altijd nog beter! Sommige huishoudens beschikken over een dubbel inkomen, een tweede auto, een (tweede) kleurentelevisie op de slaapkamer, een aparte computer voor echtgenoot, zoon en dochter en gaan twee keer per jaar op vakantie. Bellen vanaf de tennisbaan doet ieder gezinslid uiteraard met eigen mobiele telefoon. Of de maaltijd even in de combi-magnetron gezet kan worden.Vanwaar dan toch al dat geklaag? Ik denk dat we het antwoord niet moeten zoeken in het rijk van de materie, maar in het rijk van de geest. Paul Scheffer, lid van de PvdA en hoogleraar Grote Stedenbeleid, zei het al: de sociaal-psychologische toestand van de Nederlanders is ronduit alarmerend te noemen. De ontwikkelingen in ons land hebben geleid tot een hoge mate van ergernis, frustratie en verbittering. Ik noem slechts de IRT affaire, de Ceteco affaire, de HBO fraude, de afwikkeling van de Bijlmerramp en de Bouwfraude. Om nog maar niet te spreken van de lange reeks politieke blunders. De Hoge Snelheid Lijn en de Betuwelijn zijn op een financiële ramp uitgelopen. Het VMBO, het grootschalig onderwijs, de reorganisatie van de politie, de integratie van allochtonen en de privatisering van de publieke sector zijn een faliekante mislukking gebleken. Het Openbaar Ministerie functioneert matig tot slecht, terwijl de Belastingdienst dealtjes sluit met Hells Angels en Woonwagenbewoners. Er is in Nederland een graaicultuur ontstaan die zijn weerga in de geschiedenis niet kent. De elite verrijkt zich op schaamteloze wijze, speelt elkaar de banen toe, neemt afscheid van elkaar met gouden handdrukken en acht zich ver boven de wet verheven. Daarenboven komen er vraagstukken op ons af, waar niemand een antwoord op lijkt te kunnen geven. Hierbij denk ik aan de op hol geslagen individualisering, de secularisering, de urbanisering (geen Jantje Beton, maar Landje Beton), het verval van waarden en normen, de georganiseerde misdaad, de schrijnende woningnood, de wachtlijsten in de gezondheidszorg, de aantasting van het milieu, het financieringstekort, de staatsschuld, de oplopende werkeloosheid, de uitbreiding van de Europese Unie, het internationaal terrorisme, de mensensmokkel, de uitwassen van de bio-industrie, het multiculturele drama, het grote aantal illegalen, de komst van tienduizenden werknemers uit Oost-Europa en bovenal……de explosieve bevolkingsgroei.
Laat ik slechts een enkel voorbeeld noemen om dit alles te illustreren. De regering is van plan om binnen zes jaar 950.000 woningen te bouwen. Waar gaan we deze woningen bouwen? Weer een VINEX locatie in een opgespoten weiland in the middle of nowhere? Hoe komen al deze mensen van huis naar hun werk? Hoe lossen we de logistieke problemen voor het bedrijfsleven op. Moeten we nog meer natuurgebied asfalteren? Waar halen we het geld vandaan voor de uitbreiding van het openbaar vervoer? Kunnen de nutsbedrijven de vraag naar meer water en energie nog wel aan? Wat voor gevolgen hebben de toename van elektriciteitsgebruik en de groeiende afvalberg voor ons milieu? Het lijken mij toch redelijke vragen.

Nederland verandert in een razend tempo. Het bevindt zich in een proces van transformatie en niemand weet welke kant het op gaat. Voor ondernemers, politici, hoogleraren, wetenschappers beleidsmedewerkers en al die andere hoogopgeleiden mag dit dan een uitdaging zijn, maar voor de laaggeschoolden en de minder draagkrachtigen is dit een bedreiging. Zij zien dat hun vertrouwde omgeving verandert en verkleurt. Het maakt deze mensen onzeker en bang. Heb ik morgen nog een baan, is er straks nog een onderwijzer voor mijn kindertjes, is er voor mij nog een redelijke pensioen en kan ik dadelijk de huur nog betalen (?), zo vragen zij zich af. De wijze waarop ‘links’ en ‘rechts’ hierop reageren is soms uiterst arrogant. Hoogmoedig wijzen zij er op dat die gevoelens van angst zitten in het lichaamsdeel waar elke Nederlander over schijnt te beschikken: de onderbuik. Vertwijfeld kijkt de kiezer naar de politiek, naar ‘Den Haag’. Daar zitten toch de mensen die uiteindelijk het beleid uitstippelen en de oplossingen moeten aandragen? De politiek, op haar beurt, kijkt ook angstvallig naar de kiezer. Die zwevende kiezer is volgens de politici het spoor bijster en dwaalt van de ene naar de andere partij. Tot overmaat van ramp zijn de kiezers, de mannen en vrouwen die natuurlijk (heel traditioneel) CDA, VVD of PvdA hadden moeten stemmen, volgens het establishment helemaal de weg kwijt geraakt. Men stemt op de Partij van de Dieren of nog erger, op die vreselijke Lijst Pim Fortuyn. Maar wie zij er nu de weg kwijt? De kiezers of de gekozenen?.

Het einde van het CDA, de VVD en de PvdA

Door de ontzuiling van Nederland brokkelen de oude zekerheden in rap tempo af. De katholiek kijkt al lang niet meer alleen naar de KRO,de VPRO is al sinds jaar en dag geen protestantse omroep meer en de ‘arbeider’ zapt even gemakkelijk van de VARA naar de TROS. Sommige politici menen daarom dat het hele omroepbestel op de schop moet. De omroepen zijn, in hun gevecht om de kijkcijfers, steeds meer op elkaar gaan lijken. Zij zijn een afspiegeling geworden van een samenleving die niet meer bestaat. Het is echter uiterst merkwaardig dat men niet dezelfde conclusie trekt ten aanzien van het politieke bestel. Ook de politieke partijen zijn, in hun gevecht om de kiezer, steeds eenvormiger geworden Daarom zijn de dagen van de drie grootste politieke partijen in Nederland, het CDA, de VVD en de PvdA als dragers van de drie belangrijkste politieke stromingen (het confessionalisme, het liberalisme en het socialisme) geteld. Ze zullen moeten hervormen. Indien zij dit niet doen, zullen zij ten onder gaan. Een nogal krasse uitspraak. Maar ik zou zeggen: lees en oordeel zelf.

Het CDA

Al decennialang worden de christen-democraten geconfronteerd met een proces van secularisering en ontzuiling. Dit proces holt de ‘C’ van het CDA steeds verder uit. Bovendien zal iedere christen-democraat telkens weer die ene vraag moeten beantwoorden en die luidt: Waar ligt de soevereiniteit? Bij God of de Mens? Is Beatrix koningin bij de gratie Gods of bij de gratie van de Mens. Moet een diep gelovig christen de wet gehoorzamen, ook als deze wet indruist tegen de bijbel? Zolang het CDA de scheiding tussen kerk en staat serieus neemt, kan men die vraag ontwijken door simpelweg te antwoorden: in het privé-domein ligt de soevereiniteit bij God (de theocratie) en in het publieke domein ligt de soevereiniteit bij de mens (de democratie). Indien de grens tussen kerk en staat echter overschreden wordt – en dit gebeurt de laatste jaren maar al te vaak – is een dergelijk antwoord niet meer mogelijk. Een voorbeeld: De regering besluit enkele uitgeprocedeerde asielzoekers uit te zetten. Zij voert daarmee de wet uit. Die wet is goedgekeurd door de meerderheid van de Tweede Kamer, waarvan de leden op hun beurt zijn gekozen door het electoraat. De uitgeprocedeerde asielzoekers zoeken echter hun heil in een kerk. Mag de kerk zich dan verzetten tegen de uitvoering van de wet door een beroep te doen op christelijke barmhartigheid?. Met andere woorden: wie is eigenlijk soeverein: God, de Kerk en de Bijbel of de Mens, de Staat en het Wetboek.? Deze vraag is lang niet zo irrelevant als het lijkt. Gedurende de Investituurstrijd, de Godsdienstoorlogen en de Franse Revolutie stond deze kwestie ook centraal. Het zijn ‘de rivieren van bloed’ waar Fortuyn zo vaak naar verwees. Ik durf daarom de stelling aan dat het CDA op de lange termijn niet levensvatbaar zal blijken, omdat deze partij een tegenstelling in zich draagt. De ‘C’ en de ‘D’ zijn doodeenvoudig niet te combineren. Het CDA zal een keuze moeten maken. Zelfs als zij er voor kiest geen keuze te maken is dat een keuze. Dan houdt de partij op te bestaan. Het wordt of een Christelijke Partij of een Democratische Partij.

De VVD

We hadden al gezien dat het liberalisme wordt bedreigd door het fascisme, het wetenschappelijke socialisme en het funda-mentalisme. Deze bedreigingen zijn ernstig, maar daartegen kan men zich wapenen. De democratische waarden kunnen uitgedragen worden in opvoeding, onderwijs en wetgeving. Indien er sprake is van een fysieke bedreiging kan men bescherming inroepen van leger, politie en veiligheidsdienst. Eventueel kwam men ook nog wat socialistisch water bij de wijn doen en de scheiding tussen kerk en staat strakker hanteren. Maar er is nog een vierde bedreiging en die is van veel ernstiger aard. Ik doel hier op een heel andere tegenstelling die het liberalisme in zich draagt. Het is niet het traditionele verhaal over bourgeoisie versus proletariaat, maar de dialectiek van individu en gemeenschap. Zoals het CDA te maken heeft met een proces van secularisatie, zo wordt de VVD geconfronteerd met een proces van individualisering. Een proces dat nota bene door de liberalen zelf wordt geëntameerd. Waar het maar kan predikt de VVD vanaf de liberale kansel de maximale ontplooiing van het individu. Thans neemt de tirannie van dit individu monsterachtige vormen aan. Het individu eist op hoge toon zijn rechten op. Recht op kinderen, recht op kinderopvang, recht op kinderbijslag, recht op huisvesting, recht op een auto, recht op een weekendje Londen, recht op een vaatwasmachine, recht op een uitkering, recht op gratis heroïne, recht op succes. En het is de samenleving die dient te zorgen voor deze rechten, terwijl het besef dat men zelf onderdeel uitmaakt van die samenleving vervaagd. De privatisering van de publieke sector (onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, openbaar vervoer en nutsbedrijven) is hier een tragisch voorbeeld van. De nadelige gevolgen zijn reeds pijnlijk voelbaar. Zelfs de PvdA heeft een deel van de sociaal-democratie op het liberale altaar geofferd. Het is geen Karl Marx meer, maar Karl Markt. Het is ieder voor zich en god voor allen. Een ‘samen voor ons eigen’. Dan is er geen ‘wij’ meer. Dan houdt een samenleving op te bestaan. Maximale ontplooiing van het individu is immers alleen mogelijk binnen de context van een samenleving. Met andere woorden: elk individu kan zich alleen ontplooien als hij of zij bereid is rekening te houden met de ander. Op het moment dat men dat doet, zal men een stukje van de vrijheid moeten inleveren. Het recht op een sociale uitkering kan alleen bestaan indien men ook de verplichting aanvaardt hieraan bij te dragen. Die verplichtingen beperken onze vrijheden. Absolute vrijheid bestaat derhalve alleen in het rijk van de geest, nooit in het rijk van de materie. Jeremy Bentham (1748-1832), een van de liberale filosofen, heeft hier al eerder op gewezen. De VVD zal dus alleen maar bestaansrecht hebben als zij bereid is en blijft socialistisch water bij de wijn te doen. Met andere woorden: het liberalisme is als systeem alleen levensvatbaar als men bereid is het zuivere liberalisme prijs te geven. In beide gevallen houdt de VVD, in haar huidige vorm, op te bestaan.

De PvdA

Ankersmit onderscheidt in zijn artikel drie soorten socialisten: in de eerste plaats degenen die de nadruk leggen op spreiding van kennis, inkomen en macht (Joop den Uyl). In de tweede plaats degenen die veel, heel veel liberaal water bij de socialistische wijn hebben gedaan (Wim Kok). In de derde plaats degenen die zich bewegen tussen het liberalisme en de sociaal-democratie. Tot op heden is niet het duidelijk waar Wouter Bos, de leider van de PvdA zich bevindt. Bos en zijn partij hullen zich al maandenlang in een oorverdovend stilzwijgen. Van een stevige oppositie is nauwelijks iets te merken. Waar staat de partij? Wat wil Wouter Bos? Heeft de partij nog een ideologie? En zo ja, welke dan? Het zijn vragen waar niet alleen ik, maar ook de kiezer antwoord op wil hebben. Enige tijd geleden werd die vraag maar weer eens gesteld. Een symposium in de Balie te Amsterdam had als thema: is de verzorgingsstaat te combineren met internationale solidariteit? Anders geformuleerd: dient het rijke en welvarende Nederland solidair te zijn met de allochtonen in het algemeen en de Derde Wereld in het bijzonder? Dient Nederland een ruimhartig en barmhartig asielbeleid te voeren? Dr. Helene Dupuis, hoogleraar ethica, stelde die vraag enkele jaren geleden ook al. De hele Linkse Kerk viel toen over haar heen. Waar haalde deze vrouw het lef vandaan om deze vanzelfsprekendheid ter discussie te stellen? Dat men vandaag de dag die vraag wel kan stellen, zonder onmiddellijk in een fascistische hoek gedrongen te worden, is op zich al winst. Ergo, moet onze verzorgingsstaat – in principe – openstaan voor een deel van de twee miljard schrijnende gevallen elders in de wereld? We moeten ons daarbij realiseren dat diezelfde verzorgingsstaat bestaat bij de gratie van de bereidheid van de Nederlandse bevolking om die solidariteit op te brengen. Maar die solidariteit heeft zo haar grenzen. Zelfs Wouter Bos geeft dit nu toe. Als de PvdA blijft vasthouden aan ongelimiteerde solidariteit, zal zij uiteindelijk een deel van haar eigen achterban verliezen. De explosieve bevolkingsgroei en de toenemende armoede in de Derde Wereld zullen steeds grotere offers vragen. En het is de vraag of de slinkende, maar hardwerkende Nederlandse beroepsbevolking letterlijk tot in het oneindige in staat of bereid is het groeiend aantal paupers te onderhouden. Mij dunkt van niet. Vroeg of laat zal met het principe van grenzeloze solidariteit op moeten geven. Ook Wouter Bos zal moeten kiezen tussen een gratis rollator voor oma, of gratis vliegtickets voor Marokkanen. Dit betekent het einde van de sociaal-democratie in zijn huidige vorm.

De toekomst van de Lijst Pim Fortuyn

Terecht beschouwt Ankersmit in zijn artikel de categorie ‘socialisten’, die zich bewegen tussen het liberalisme en het socialisme, als de meest interessante groep. Beide ideologieën vullen elkaar aan. Maar dat moet op een andere wijze geschieden, zoals dat de afgelopen decennia is gebeurd. Beide zullen ‘opgeheven’ moeten worden. Ze moeten niet verdwijnen. Integendeel. Ze moeten naar een hoger niveau worden getild. Naar een niveau van denken waarin geen plaats meer is voor de termen ‘links’ en ‘rechts’.

De frontale aanval die Fortuyn tegen de bestaande orde heeft ingezet, heeft de zwakte van het politieke systeem blootgelegd. Nederland is een constitutionele monarchie en een parlemen-taire democratie, maar deze bestuursvorm is aan erosie onderhevig. Onze constitutie wordt steeds vaker terzijde geschoven. De monarchie is voor vele republikeinen een verouderd en overbodig instituut geworden. Onze volksvertegen-woordigers worden met handen en voeten gebonden aan een of ander regeerakkoord. De volkssoevereiniteit wordt een steeds ijler begrip. Nederland ontwikkelt zich tot een bananenrepubliek, geregeerd door een moderne regentenoligarchie. Deze oligarchie bestaat uit drie facties, het CDA, de VVD en de PvdA, die zich alleen nog maar van elkaar onderscheiden doordat zij verschillende kiezersmarkten bedienen. Hun doel is hetzelfde: de consolidatie van de macht. Als minister-president mag Jan Peter Balkenende dan wel de motor achter het waarden en normendebat zijn, de eerste aanzet is destijds gegeven door Fortuyn. Maar de roep van de regering om herstel van normen en waarden wordt wel erg ongeloofwaardig als diezelfde regering dealtjes sluit met overtreders van de wet. En over welke waarden en normen hebben we het eigenlijk? Fortuyn was daar heel helder over: de gelijkheid tussen man en vrouw, de volkssoevereiniteit, de scheiding tussen Kerk en Staat, de scheiding der machten en de rechtsstaat . Terecht stelde hij dat een samenleving alleen een gemeenschap vormt indien de leden bereid zijn een aantal van deze kernwaarden en kernnormen te delen. De multiculturele samenleving is daarom een fictie. Integratie met behoud van identiteit is de kwadratuur van de cirkel. Femke Halsema van GroenLinks heeft inmiddels ook het licht gezien en dit (eindelijk) toegegeven. De rechtsstaat, de staat waarin de burgerij en de overheid dienen te handelen overeenkomstig de wetten van het land, is jarenlang ondermijnd. Lagere overheden trotseren ongegeneerd besluiten van het centrale gezag. Met de rechterlijke macht is het ook droevig gesteld. Alle rechtsdienaren die betrokken zijn bij de rechtsgang dienen te handelen op basis van de wet en niet op basis van een religie. Daarom: geen petje, geen keppeltje, geen tulband en geen hoofddoekje in onze Nederlandse rechtbanken! Ambtenaren van de burgerlijke stand die weigeren het homohuwelijk te voltrekken en een beroep doen op de gods-dienstvrijheid, dienen ontslagen te worden. Maximale ontplooiing van het individu is een fictie. Het individu kan slechts optimaal functioneren binnen de context van een samenleving. Het individu moet bereid zijn de vrijheden van anderen te respecteren en dus bereid zijn een deel van de eigen vrijheden te beperken. Ergo: zonder plichten, ook geen rechten. Onderwijs is vorming, geen overdracht van kennis. De introductie van het studiehuis en de tweede fase, overgoten door een dikke pedagogische saus, is eigenlijk niks anders dan een ordinaire bezuinigingsmaatregel. Men wil meer onderwijs met minder onderwijzers. De schaalvergroting van het onderwijs en de nivelleringsdrang van de regentenoligarchie moet onmid-dellijk worden gestopt. Het VMBO moet weer worden opgesplitst in een MAVO en het VBO. De publieke sector moet ten dienste staan van de samenleving als geheel en de privatisering ervan dient ongedaan te worden gemaakt. De heilzame werking van de vrije markteconomie en wet van vraag en aanbod bestaan alleen in de private sector. Tenslotte nog dit. Nederland is vol, ten dele overvol (koningin Juliana in de troon-rede van 1979). Fortuyn begreep dit heel goed. Nederland is niet in staat een beleid van onbeperkte internationale solidariteit te voeren. De economische groei, noodzakelijk om de explosieve groei van de bevolking op te vangen, staat op gespannen voet met het ecologische welzijn. Een evenwicht tussen beide is de kwadratuur van de cirkel. Daarenboven is de wereld niet meer verdeeld tussen werkgevers en werknemers, maar tussen werkenden en niet werkenden. De traditionele indeling van de politiek in ‘Links’ en ‘Rechts’ heeft elke betekenis verloren. Liberaal waar het kan, maar sociaal waar het moet is een uitgangpunt dat veel beter past bij de moderne tijd. Het is de kern van het gedachtegoed van Pim Fortuyn. Het heeft er echter alle schijn van dat noch de LPF, noch enige andere partij in staat is en/of de wil heeft, dit gedachtegoed uit te dragen.

Auteur

drs. F.Ch. Meijer